De geboorte van een pup

Tijdstip van geboorte

Na gemiddeld 63 dagen ( met variaties tussen 56 en 70 dagen) raakt de drachtigheidsperiode tot een eind. Tegen het einde van de draagtijd veranderen de hormoonevenwichten. Het gele lichaam geraakt uitgeput en laat zich nauwelijks meer tot productie van progesteron prikkelen. Ook de productie van progesteron door het chorion begint na te laten. Dat biedt de mogelijkheid om meer oestrogenen te gaan produceren. Door te letten op de gevolgen van de verhoogde oestrogeenproductie kan het tijdstip van geboorte worden geschat.

In feite wordt het geboorteproces in gang gezet door de verhoogde oestrogeenproduktie. Onder invloed van oestrogeen wordt vocht aangetrokken en afgezet in enkele lichaamsdelen:

de brede bekkenbanden worden vochtiger, zwellen op en verliezen hun spanning.
de schaamlippen zullen gaan zwellen, maar dit geldt ook voor de gehele vaginawand en cervix. Door de sterke vochtopname worden deze delen ook slapper en kunnen ze onderinvloed van druk- en trekkrachten worden geopend, zodat het jonge dier bij de geboorte kan passeren. Door een steeds grotere druk op de cervix ontstaat de zogenaamde ontsluiting.
de cervixklieren en klieren van Bartholin gaan rondom het geboortetijdstip meer slijm produceren. Overtollig slijm vloeit uit de schede weg.

Twee andere verschijnselen, die de nadere geboorte aangeven, zijn:

het opzwellen van de melkklieren
de daling van de lichaamstemperatuur. Dit laatste verschijnsel is niet bij alle dieren even duidelijk, maar kan bij teven heel goed worden toegepast. Ongeveer anderhalve tot twee dagen voor de geboorte daalt de temperatuur tot circa 36°C. Daarna stijgt de temperatuur weer. Gerekend vanaf het dalpunt van de tempertuurs-curve kan de geboorte circa 24 uur later worden verwacht.

De geboorte

Zodra de concentratie progesteron sterk is verminderd, valt ook de rem op de afgifte van oxytocine weg. Het oxytocine gaat inwerken op de spiervezels van de baarmoederwand en zorgt voor het ontstaan van weeën, waarbij de vrucht langzaam in de richting van de cervix wordt geperst. Door druk vanuit het chorion wordt de cervix opengedrukt ( ontsluiting) en kan de vrucht verder de bekkenholte in worden gedreven. Zodra de vrucht tegen de wand van de bekkenholte wordt gedrukt, ontstaat een reflexbaan, waarbij tegenlijk met een weë ook de buikspieren gaan meewerken ( persweeën). Onder invloed van alle drukkrachten kan het allantochorion gaan scheuren en kan het eerste vruchtwater ( in feite de foetale urine ) wegvloeien. In de nauwe bekkenruimte wordt meestal ook het amnion kapot geschuurd, waarna het jonge dier te voorschijn komt. Soms worden de dieren geboren, terwijl ze nog geheel door het amnion zijn omgeven. In die gevallen zal de moederhond de vliezen kapot bijten. Zo dit niet gebeurt, dient de fokker zelf in te grijpen.

Bij honden treden normaal gesproken geen geboorte problemen op. Kopligging en stuitligging komen beide voor. Maar aangezien zowel de kop als het bekken van pup even breed zijn, maakt dat geen verschil. Anders wordt dat bij breedschedelige rassen, zoals de Engelse en Franse Bulldog en de Boston Terrier, waar de kop van de pup zo breed kan zijn, dat passage door het bekkenkanaal wordt belemmerd.

Anatomisch-fysiologische veranderingen bij het jonge dier.

Tijdens de dracht kan de vrucht niet ademen. De longen zijn geheel ineen geschrompeld en niet luchthoudend. We spreken van de foetale atelectase. Na de geboorte moet het dier gaan ademen: de longen vullen zich met lucht en worden helder rood-rose van kleur in tegenstelling tot de paars-donkere atelectatische longen. Omdat tijdens de dracht de longen geen ademfunctie hebben, is het niet nodig , dat de kleine bloedsomloop functioneert. Bij zich ontwikkelende vruchten zijn er twee systemen om te voorkomen dat er veel bloed in de kleine circulatie terecht komt. Ten eerste is er in het septum van het hart een verbinding tussen de beide kamers, zodat bij het samentrekken van het hart reeds het meeste bloed vanuit de rechter kamer via de linker kamer in de aorta terecht komt. Na de geboorte moet deze opening in het septum zich sluiten. Gebeurt dit niet, dan spreken we va een septum-defect. Kleine defecten zijn onschadelijk, maar grotere doorstroomopeningen kunnend de groei van het dier ernstig schaden, terwijl het voor het dier tevens onmogelijk is om inspanningen te verrichten. Bij een mens spreekt met over een ruis op het hart.

Ten tweede wordt bloed, dat toch nog ede longslagader ingeperst wordt, via de ductus Botalli overgeheveld naar de aorta. Na de geboorte moet de ductus Botalli zich sluiten, waarna hij als een kleine bindweefselstreng blijft voortbestaan. De bloedvaten in de navelstreng kennen een zwakke

plek in hun wanden, waar ze gemakkelijk verscheuren, zodat het jonge dier los komt te liggen van de vruchtvliezen. Het is daarbij de bedoeling, dat de vaatwanden met elkaar verkleven, zodat geen bloedverlies voor het jonge dier kan optreden. Vervolgens moet dit uiteinde van de navelstreng opdrogen, waarna het na een paar dagen afvalt.

Tenslotte moet ook de urachus zich sluiten. De urachus is de verbinding tussen urineblaas en de allantois. Op het bolle uiteinde van de blaas is vaak nog het puntige restantje van de urachus aanwezig.

Anatomisch-fysiologische veranderingen bij het moederdier

Na de geboorte van het jonge dier of dieren, moeten ook de restanten van de vruchtvliezen de baarmoeder verlaten. We spreken nu van de nageboorte.

Bij de hond komen de vruchtvliezen meestal tussen de geboorten van de pups naar buiten. Teven eten de nageboorten meestal op. Wegens hele hoge gehalte aan hormonen wordt de geboorte van de resterende pups enigszins bevorderd.

Een niet-drachtige baarmoeder behoeft niet groot van omvang te zijn, We zien dan ook, dat er een regressie van de baarmoeder optreedt: het volume wordt teruggebracht tot de normale omvang en ook de baarmoeder wand neemt weer af in dikte.

Door het wegvallen van grote concentraties progesteron valt niet alleen de rem weg op de afgifte van oxytocine, maar ook kan nu weer FSH worden afgegeven. Bij de hond gebeurt dat evenwel niet. Na de geboorte begeeft de teef zich in een an-oestrus periode.

De ontwikkeling van de melkklieren

Tot de vrouwelijke geslachtsorganen kunnen ook de melkklieren worden gerekend. Weliswaar komen de melkklieren ook in aanleg bij mannelijke dieren voor, maar zij ontwikkelen zich niet en produceren geen melk.

In een vroeg foetaal stadium wordt bij iedere vrucht een complete melklijst aangelegd. Links en rechts vindt men vanaf de oksel tot aan de lies een rij van zogenaamde mammaire knoppen.
Bij jonge dieren zijn de melkklieren nog onderontwikkeld. De uitgroei tot uiteindelijk voluit producerende klieren wordt hormonaal gereguleerd, waarbij – uiteraard –
vrouwelijke geslachtshormonen, naast een grote serie andere hormonen, een grote rol spelen.
De belangrijkste twee geslachtshormonen, die bij de ontwikkeling een rol spelen, zijn het prolactine en het progesteron. Dit laatste hormoon moet in ruime mate voorhanden zijn, hetgeen het geval is in de met-oestrus fase en tijdens de dracht. Bij mannelijke dieren vindt men wel voldoende prolactine, maar te weinig progesteron en blijft melkklierontwikkeling achterwege.

Bouw en functie van de melkklieren

Het totale melkklierpakket bij de hond bestaat uit een variabel aantal melkklieren. Er is geen verbinding tussen de melkklieren, zodat nooit melk uit een klier kan komen, die in een ander klier is gevormd.

In de klieren wordt melk afgescheiden door de kliercellen. Deze productie wordt voornamelijk gereguleerd door het prolactine, hoewel ook andere hormonen een rol spelen, De klieren vormen de melk uit bestanddelen,die aangevoerd worden via het bloed, Sommige stoffen worden onveranderd vanuit het bloed uitgescheiden ( zoals zouten). Andere stoffen worden in de melkklier gevormd ( bijvoorbeeld lactose).

Nadat de melk is afgescheiden door de kliercellen, blijft de melk liggen binnen de holten, die door de kliercellen worden omgeven. Van hieruit moet de melk worden afgevoerd via kleine kanaaltjes, die zich uiteindelijk verenigen tot grotere melkgangen. Deze afvoer wordt ook weer hormonaal gereguleerd, namelijk via oxytocine. Dit oxytocine werkt in op verspreid in de gangwand liggende spiercellen,die ervoor zorgen, dat de melk gaat ʻschietenʼ.

Het oxytocine wordt aangemaakt in de hypothalamus en afgegeven via de achterkwab van de hypofyse. Vandaar moet het oxytocine via de bloedbaan worden getransporteerd naar de uier. De

productie en vooral de afgifte is een reactie op een sensibele zenuwprikkel vanaf de tepelhuid, Wanneer de pups melk uit de tepel trachten te zuigen, komt de afgifte van oxytocine op gang. Bij de hond komt de melk rechtstreeks via de melkgangen aan de lichaamsoppervlakte terecht.

Colustrum

Melk is niet constant van samenstelling. De eerste melk, die na de geboorte wordt geproduceerd, bevat meer vaste stoffen dan de melk, die in een later stadium wordt afgegeven.

De eerste melk na de geboorte is het colostrum of de biest. Deze melk bevat veel globulines, die het pas geboren dier gedurende de eerste 24 tot 48 uur van zijn leven onveranderd opneemt vanuit de darm. Langs deze weg krijgt het jonge dier afweer tegen de ziekten.

Het colostrum is ook van belang om de darm van het pasgeboren dier te prikkelen zich te ledigen. Tijdens de dracht vormt zich in darm het zogenaamde darmpek, bestaande uit door de darmwand afgescheiden stoffen, afgestorven darmwandcellen en onverteerde bestanddelen van het amnionvocht, dat de vrucht van tijd tot tijd doorslikt.