Rasbeschrijving van de Engelse Bulldog – 4
De Fig 04 toont de juiste rug, hierin is de “roachback” ( een raskenmerk ) aanwezig. De rug moet kort en sterk zijn, zeer breed bij de schouders en betrekkelijk smal in de lendenen ( een raskenmerk – de peervorm )
Fig 03 en 06 geven de goede achterbenen weer.
De achterbenen moeten zwaar en gespierd zijn en langer dan de voorbenen. De achterhand toont licht toch krachtig. Een goede hoeking van de achterhand produceert een goed gangwerk.
Het gangwerk is typerend, zwaar en gedrongen, waardoor het lijkt of hij met korte, snelle stappen op de punten van zijn tenen loopt en zijn achtervoeten nauwelijks opheft, daarmede over de grond schijnt te scheren. Hij loopt met een van zijn schouders lichtelijk vooruit.
De voorbenen staan verder uit elkaar dan de achterbenen, wat resulteert in een viersporig gangwerk: spoor één wordt gemaakt door het linker voorbeen, spoor twee door het rechter voorbeen, spoor drie door het linker achterbeen en spoor vier door het rechter achterbeen.
Soundness van beweging is van groot belang. Een “rolling gait” is een rastypische eigenschap van de Engelse Bulldog. Er zijn nog maar weinig Engelse Bulldoggen die dit rastypisch gangwerk vertonen.